Klassiek en Modern Alpinisme
Het alpinisme ontstond in 1786 in de Alpen toen Jacques Balmat en Michel Paccard als eersten de top van de Mont Blanc bereikten. Deze historische beklimming, die oorspronkelijk werd ondernomen uit wetenschappelijke interesse, opende de deur voor anderen om Alpentoppen te beklimmen, vaak puur voor het plezier en de uitdaging van het klimmen. Vandaag de dag wordt alpinisme wereldwijd beoefend, overal waar bergen te vinden zijn.
Bergbeklimmen vereist niet alleen een uitstekende conditie, maar ook specifieke kennis en vaardigheden in alpiene technieken. Een klimmer moet weten hoe hij veilig aan een touw moet lopen, welk materiaal nodig is (zoals karabiners, slings, en prusiks), en hoe dit materiaal op de juiste manier gebruikt moet worden.
Veiligheid en Voorbereiding
Bergbeklimmen is fysiek, mentaal en qua voorbereiding veel uitdagender dan gewoon bergwandelen. In de bergen zijn er vaak geen duidelijke paden, en het terrein kan verraderlijk zijn. Kennis van alpiene risico’s, zoals lawines en veranderlijke weersomstandigheden, is daarom cruciaal. Het is belangrijk om weersvoorspellingen nauwlettend in de gaten te houden en te begrijpen hoe deze jouw tocht kunnen beïnvloeden.
Daarnaast is een goed oriëntatievermogen essentieel, vooral in situaties met slecht zicht, zoals mist of sneeuwstormen. Het is belangrijk om altijd te weten waar je bent en hoe je veilig naar beneden kunt komen, zelfs als je geen zicht meer hebt op de hut of de route.
Niveaus van Bergbeklimmen: Een Overzicht van de Verschillende Schalen
Bergbeklimmen kent verschillende moeilijkheidsgraden die aangeven hoe technisch en fysiek uitdagend een beklimming is. Deze moeilijkheidsgraden worden vaak geclassificeerd met behulp van verschillende beoordelingssystemen, zoals de Franse schaal, de Duitse schaal, en de UIAA-schaal. Hieronder volgt een overzicht van deze schalen en wat ze inhouden:
De UIAA-Schaal
De UIAA-schaal (Union Internationale des Associations d’Alpinisme) wordt veel gebruikt in het alpinisme en is vooral bedoeld voor het beoordelen van de moeilijkheidsgraad van rotsklimroutes. Deze schaal loopt van I tot XII en gebruikt Romeinse cijfers, aangevuld met plussen en minnen om verdere gradaties aan te geven, zoals VI-, VI, en VI+.
De UIAA-schaal beoordeelt alleen de technische moeilijkheden van de klimsecties en niet de stukken waar gelopen wordt. Voorbeelden van moeilijkheidsgraden op de UIAA-schaal zijn:
- UIAA I-II: Gemakkelijk, vaak loopterrein met enkele eenvoudige klimbewegingen.
- UIAA III-IV: Matig moeilijk, vereist basale klimvaardigheden en een zekere mate van tredzekerheid.
- UIAA V-VI: Moeilijk, voor ervaren klimmers met goede technische vaardigheden en het gebruik van touw en zekeringen.
- UIAA VII-XII: Zeer moeilijk tot extreem moeilijk, vereist uitstekende klimtechniek, conditie en vaak gespecialiseerde uitrusting.
De Franse Schaal
De Franse schaal wordt veel gebruikt voor sportklimroutes en alpiene klimroutes. Deze schaal gebruikt Arabische cijfers, aangevuld met de letters a, b, en c, en soms een plus, om de moeilijkheid verder te specificeren, zoals 6a, 6b+, en 7c.
In het alpiene klimmen wordt de Franse schaal vaak gebruikt om de moeilijkste vrije klimsectie op een route te beschrijven, gecombineerd met andere schalen voor een compleet beeld van de route. Voorbeelden van de Franse schaal zijn:
- Frans 1-3: Eenvoudige wandel- en scramblingsroutes, geen technische klimvaardigheden vereist.
- Frans 4-5: Eenvoudig tot matig moeilijk, vereist basis klimtechnieken en zekeren.
- Frans 6a-6c: Moeilijk, vereist goede klimtechniek en conditie.
- Frans 7a en hoger: Zeer moeilijk tot extreem moeilijk, alleen voor zeer ervaren klimmers met uitstekende vaardigheden en kracht.
De Duitse en Zwitserse SAC Hochtouren-schaal
De SAC Hochtouren-schaal, ook bekend als de Zwitserse schaal, wordt gebruikt voor het beoordelen van de moeilijkheid van alpiene tochten, inclusief beklimmingen van gletsjers, sneeuw- en ijsterrains. Deze schaal gebruikt zowel Franse als Duitse afkortingen en is nuttig voor het inschatten van de technische en fysieke eisen van een tocht.
Voorbeelden van de SAC-schaal zijn:
- F (Facile) / L (Leicht): Makkelijk terrein, eenvoudige gletsjer- of sneeuwhellingen, weinig technische vaardigheden vereist. Komt overeen met UIAA I.
- PD (Peu Difficile) / WS (Wenig Schwierig): Licht technisch terrein, meer tredzekerheid nodig, soms eenvoudige klimsecties. Komt overeen met UIAA II.
- AD (Assez Difficile) / ZS (Ziemlich Schwierig): Moeilijker terrein, herhaalde zekeringen en klimtechnieken nodig, vaak steilere sneeuw- of ijshellingen. Komt overeen met UIAA III.
- D (Difficile) / S (Schwierig): Zeer moeilijk terrein, langere en technische klimsecties, vereisen standplaatsbeveiliging. Komt overeen met UIAA IV.
- TD (Très Difficile) / SS (Sehr Schwierig): Zeer technisch terrein, constant zekeren, zeer steil en technisch uitdagend. Komt overeen met UIAA V.
- ED (Extrêmement Difficile) / AS (Äußerst Schwierig): Uiterst moeilijk en technisch veeleisend, grote betrokkenheid vereist. Komt overeen met UIAA VI.
- ABO (Abominablement Difficile) / EX (Extrem Schwierig): Extreem moeilijk en gevaarlijk, alleen voor de allerbeste klimmers. Komt overeen met UIAA VII en hoger.
Overige Schalen
Naast de bovenstaande schalen zijn er ook specifieke schalen voor andere disciplines binnen het klimmen, zoals:
- De Sächsische Skala: Specifiek voor zandsteenkletten in gebieden zoals de Sächsische Schweiz, met Romeinse cijfers voor de moeilijkheidsgraad vanaf VII.
- De WI-Schaal: Gebruikt voor het beoordelen van de moeilijkheid van ijsklimroutes, variërend van WI1 (makkelijk) tot WI7+ (extreem moeilijk).
- De M-Schaal: Specifiek voor mixed-klimmen (combinatie van ijs en rots), variërend van M1 (makkelijk) tot M12 (extreem moeilijk).
Uitdagingen en Gevaren van Bergbeklimmen
Bergbeklimmen brengt veel uitdagingen en gevaren met zich mee. De grootste problemen komen vaak voort uit het ego van de klimmer, zelfoverschatting, of een gebrek aan ervaring. Hier zijn enkele van de meest voorkomende gevaren:
Weersomstandigheden: Het weer in de bergen kan snel veranderen en extreem worden. Onverwachte stormen, bliksem, en kou kunnen gevaarlijke situaties creëren.
Lawines: Vooral in sneeuwrijke gebieden zijn lawines een groot risico. Het is belangrijk om lawinekennis te hebben en de juiste uitrusting bij je te hebben, zoals een lawinepieper, sonde en schep.
Valgevaar: Rots- en ijsklimmen brengt altijd het risico van vallen met zich mee. Goede touwtechnieken en het gebruik van zekeringen zijn essentieel om veilig te klimmen.
Desoriëntatie: Vooral bij slecht zicht of op onbekend terrein kan het gemakkelijk zijn om de weg kwijt te raken. Een goed oriëntatievermogen en het gebruik van kaarten en GPS kunnen helpen om dit risico te minimaliseren.
Wil jij dit ook leren?
Volg dan een alpinisme basiscursus. Mijn tip: kijk of je een groepje kan vormen met vrienden zodat je elkaar al kent. Dit heeft meerdere voordelen, je hebt dan namelijk allemaal dezelfde cursus gevolgd en kan daarna ook samen de bergen in. Daarnaast is het zo dat in de bergen je groep zo sterk is als de langzaamste, en als je meegaat met een onbekende groep weet je nooit wie er nog meer mee gaan.
Heb je geen vrienden die ook graag aan alpinisme doen? Kijk dan is in de Alpinisme groep van project buiten buddies (klik hier).
Aanbieder van bergsportriezen waar je je kan inschrijven bij een groep vind je hieronder! Ik heb zelf mijn eerste cursus gevolgd bij Boris & Tomas en kan die van harte aanbevelen! Ik heb echt een prachtige week gehad.